ECLI:NL:CRVB:2018:1056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake persoonsgebonden budget en uitbetaling door Zorgkantoor
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond werd verklaard. Het Zorgkantoor had op 20 januari 2016 een besluit genomen waarbij aan appellante voor het jaar 2010 een persoonsgebonden budget (pgb) van netto € 201.206,25 werd verleend. De rechtbank oordeelde dat het feit dat het pgb niet conform het verleningsbesluit was uitbetaald, niet betekent dat het verleningsbesluit onrechtmatig is. Appellante herhaalde in hoger beroep haar eerdere gronden, maar de Raad voor de Rechtspraak onderschreef de overwegingen van de rechtbank volledig en verwees naar de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die tot een ander oordeel hadden moeten leiden. De Raad merkte op dat geschillen over de feitelijke betaling van het pgb aan de civiele rechter kunnen worden voorgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.