ECLI:NL:CRVB:2018:1013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- D.S. de Vries
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van terugvordering van persoonsgebonden budgetten door Zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel. De appellanten, wettelijk vertegenwoordigd door hun vader, hebben in 2014 een persoonsgebonden budget (pgb) van € 9.888,- ontvangen van het Zorgkantoor Midden IJssel voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Echter, het Zorgkantoor heeft later de pgb's vastgesteld op nihil en terugvordering van het ontvangen bedrag geëist, omdat de appellanten niet voldaan hebben aan de verplichtingen van artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De rechtbank heeft de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet in staat zijn geweest om objectieve stukken te overleggen die aantonen dat de pgb's zijn besteed aan inkoop van AWBZ-zorg. De Raad oordeelt dat het Zorgkantoor in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de pgb's op nihil vast te stellen en dat de terugvordering van de voorschotten gerechtvaardigd is. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de belangenafweging van het Zorgkantoor hebben getoetst aan de geldende wet- en regelgeving. De Raad heeft geen redenen gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de besluiten van het Zorgkantoor en heeft de hoger beroepen van appellanten afgewezen.