ECLI:NL:CRVB:2018:1004

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
17/7231 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA zonder nieuwe feiten of veranderende omstandigheden

Op 29 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 22 september 2017. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.S. Pot en drs. D.C. Heijstek, vroeg om herziening van de uitspraak die een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland had vernietigd. De Raad heeft vastgesteld dat de verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die voldoen aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gegevens die verzoekster aanvoerde waren haar al bekend sinds de ontvangst van een brief van het Uwv van 29 september 2015, wat betekent dat deze niet nieuw waren en niet konden leiden tot een andere uitspraak. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om te corrigeren op basis van onjuist gebleken feiten. Gezien deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen.

Uitspraak

17.7231 WIA

Datum uitspraak: 29 maart 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van
22 september 2017, 16/1984 WIA
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft gevraagd om herziening van de door de Raad op 22 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3274) gewezen uitspraak.
Het Uwv heeft op dat verzoek een reactie gegeven.
Verzoekster heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2018. Verzoekster is vertegenwoordigd door [A] en mr. R.S. Pot, advocaat, vergezeld door
drs. D.C. Heijstek. Voor het Uwv is verschenen mr. drs. F.A. Steeman.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak van 22 september 2017 waarvan herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 februari 2016 vernietigd voor zover aangevochten en het beroep tegen het besluit van 11 augustus 2015 ongegrond verklaard.
3. Bij verzoekschrift van 6 november 2017 heeft verzoekster, onder verwijzing naar het gestelde in een brief van het Uwv van 29 september 2015, met bijbehorende bijlage, verzocht om de uitspraak van 22 september 2017 te herzien.
4. In de reactie van 22 november 2017 heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat de brief van verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden als neergelegd in artikel 8:119 van de Awb.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van de Raad van 26 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1615) dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te redresseren. In beginsel kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden. Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Awb.
5.2.
De gegevens die verzoekster bij haar verzoek om herziening van de uitspraak van
22 september 2017 heeft aangevoerd, waren haar bekend sinds de ontvangst van de brief van het Uwv van 29 september 2015. Dit is niet alleen voorafgaand aan de uitspraak, waarvan herziening wordt gevraagd, maar ook voorafgaand aan de uitspraak van de rechtbank
Midden-Nederland van 9 februari 2016, waartegen het hoger beroep zich richtte.
5.3.
Wat verzoekster heeft aangevoerd ziet dus niet op feiten of omstandigheden die voldoen aan de strikte onder 5.1 genoemde voorwaarden. Hieruit volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 maart 2018.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) L.H.J. van Haarlem

OS