ECLI:NL:CRVB:2017:956
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toewijzing aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en betrokkenheid bij oorlogsgeweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant, geboren in 1941 in het voormalig Nederlands-Indië, en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), maar deze aanvraag was eerder afgewezen. De Raad stelt dat voor toewijzing van een aanvraag op grond van de Wubo als eerste voorwaarde geldt dat de aanvrager direct betrokken moet zijn geweest bij oorlogsgeweld. In deze zaak heeft verweerder terecht beoordeeld of appellant aan deze voorwaarde voldeed. De medische argumenten die appellant naar voren heeft gebracht, konden bij deze beoordeling geen rol spelen.
De Raad concludeert dat er geen bevestiging is verkregen dat appellant persoonlijk direct betrokken is geweest bij oorlogsgeweld of dat hij internering heeft ondergaan. De eerdere afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op het feit dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn betrokkenheid bij oorlogsgeweld. De Raad heeft vastgesteld dat de beschikbare relatiedossiers zijn geraadpleegd en dat instanties zijn bevraagd, maar dat dit niet heeft geleid tot de benodigde bevestiging van een directe betrokkenheid bij de gebeurtenissen in de zin van de Wubo. De stelling van appellant dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht, wordt niet gevolgd.
Uiteindelijk verklaart de Raad het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier.