ECLI:NL:CRVB:2017:936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting na verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die op 13 oktober 2014 verhuisde van Roermond naar Rotterdam, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van inrichting van haar nieuwe woning. Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat de kosten voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen tot de algemene noodzakelijke bestaanskosten behoren en er geen bijzondere omstandigheden waren die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigden.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar het college had het bezwaar tegen een ander besluit niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de verhuizing noodzakelijk was om voor haar zieke moeder te zorgen en dat de inrichtingskosten niet aan haar konden worden verweten. De Raad oordeelde echter dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor de noodzaak van de verhuizing en dat de kosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.
De Raad benadrukte dat bij de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand eerst moet worden vastgesteld of de kosten noodzakelijk zijn en of deze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals het ontbreken van reserveringsruimte door schulden, werden niet als bijzondere omstandigheden erkend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder veroordeling in de proceskosten.