Uitspraak
mr. Vetter verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. F.A. Steeman.
OVERWEGINGEN
2 maart 2012 en een arbeidskundig rapport van 15 maart 2012 ten grondslag. Uit het verzekeringsgeneeskundig rapport is af te leiden dat de verzekeringsarts bij de vaststelling van de belastbaarheid van appellant en de vastlegging van die belastbaarheid in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 maart 2012 onder meer gebruik heeft gemaakt van het expertiserapport dat psychiater W.M.J. Hassing op verzoek van het Uwv op
17 februari 2012 had uitgebracht.
psychiater H. Dalmeijer van 6 juli 2012. Bij besluit van 27 september 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en zijn besluit van 19 maart 2012 gehandhaafd. Het bestreden besluit is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig rapport van 26 juli 2012 en een arbeidskundig rapport van 26 september 2012. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het kader van de heroverweging in bezwaar de belastbaarheid van appellant opnieuw vastgelegd in een FML van 26 juli 2013. Deze FML wijkt af van de FML van 2 maart 2012 omdat niet langer een beperking wordt aangenomen op item 2.12.4 “cliënt is aangewezen op werk waarin meestal geen direct contact met collega’s vereist is”.
7 januari 2014 bevat geen kritiek op de bevindingen en conclusies van Van Eck. In zijn brief van 27 januari 2014 heeft appellant betoogd dat het oordeel van Van Eck door de rechtbank moet worden gevolgd, omdat in het rapport op inzichtelijke wijze is uiteengezet waarom door de deskundige verdergaande beperkingen zijn aangenomen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld. De rechtbank heeft in de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 januari 2014 op het rapport van Van Eck aanleiding gezien deze reactie voor nader commentaar aan de deskundige voor te leggen. Van Eck heeft met een brief van
21 februari 2014 nader toegelicht waarom hij een urenbeperking noodzakelijk acht. Met een brief van 18 maart 2014 heeft appellant de opvatting van Van Eck onderschreven.
CRvB: nu appellant) ten tijde in geding afgaande op de psychische problematiek meer beperkt is dan door hem (aanvullend) is aangenomen. Gelet op het geheel aan onderzoeksbevindingen is in het door eiser op
23 maart 2015 geleverde commentaar onvoldoende reden gelegen om de conclusie van de deskundige niet te volgen. Daarbij is van belang dat de door eiser ingeschakelde psychiater Weeda na haar onderzoek aanleiding zag om de aandacht en concentratie ongestoord te achten. Eiser heeft ter zitting op 22 april 2015 aangevoerd dat zijn handelingstempo aanmerkelijk vertraagd is. De deskundige heeft dit item bij zijn beoordeling betrokken en daarbij overwogen dat een aanmerkelijk vertraagd handelingstempo over het algemeen alleen voorkomt bij een ernstige stoornis. Iets vertraagd denken of handelen zoals door psychiater Weeda is vastgesteld is volgens de deskundige niet voldoende voor dit item. De rechtbank acht die motivering toereikend en ziet dan ook geen aanleiding om de deskundige nadere vragen te stellen zoals door eiser is verzocht.”
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.