ECLI:NL:CRVB:2017:916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsverlening na schending inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 maart 2014 het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 31 januari 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Na een horecacontrole waarbij appellant werd aangetroffen terwijl hij in een café aan het werk was, heeft het college besloten de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht en dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat er relevante wijzigingen in zijn omstandigheden hebben plaatsgevonden die rechtvaardigen dat hij opnieuw in aanmerking komt voor bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd.