Uitspraak
22 april 2016, 15/6883 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
Appellant behoudt wel de onverplicht geboden opvang.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had dit verzoek afgewezen op basis van artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant niet accepteerde en daarom hoger beroep instelde.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant geen recht heeft op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, omdat vreemdelingen zoals appellant niet onder de definitie van artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 vallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin dit punt ook aan de orde was. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellant geen aanspraak kan maken op de gevraagde maatwerkvoorziening.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.