Uitspraak
29 april 2016, 15/6659 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek op 23 april 2015 afgewezen, en het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing werd op 1 oktober 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 en ook niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 22 februari 2017 en naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 augustus 2016. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door N.R. Docter, met J.W.L. van der Loo als griffier.