Uitspraak
22 april 2016, 15/4949 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen op basis van artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat de appellant geen recht heeft op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, omdat vreemdelingen zoals appellant niet onder de bepalingen van deze wet vallen. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, waarin is vastgesteld dat vreemdelingen niet gelijkgesteld zijn aan Nederlanders voor de toepassing van de Wmo 2015. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat de argumenten van de appellant niet tot een ander oordeel leiden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2017.