ECLI:NL:CRVB:2017:684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van niet-gemelde inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving sinds 12 januari 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, naar aanleiding van een anonieme melding, onderzoek ingesteld naar de financiële situatie van de appellant. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand per 28 september 2009, omdat de appellant oncontroleerbare inkomsten en vermogen zou hebben. Na bezwaar werd deze intrekking echter niet doorgezet, maar in 2014 heeft het college opnieuw de bijstand herzien en teruggevorderd over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 augustus 2009, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door inkomsten niet te melden.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij zijn inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat de ontvangen bedragen als giften moeten worden aangemerkt, niet als inkomen. De Raad oordeelde echter dat de appellant contante bedragen heeft ontvangen die hij op zijn rekening heeft gestort en dat hij deze niet heeft opgegeven. De Raad bevestigde dat de appellant geen melding heeft gemaakt van de ontvangen bedragen en dat de door hem ingebrachte verklaringen van zijn familieleden niet afdoen aan de conclusie dat deze bedragen als inkomen moeten worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft herzien en de kosten heeft teruggevorderd. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.