ECLI:NL:CRVB:2017:669
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- R.E. Bakker
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WGA-vervolguitkering na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin werd geoordeeld dat zij geen recht meer had op een WGA-vervolguitkering. Appellante, die als tuinbouwmedewerkster werkte, had zich ziek gemeld vanwege aanhoudende hoofdpijn en hoge bloeddruk. Na een medische beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zij met ingang van 30 september 2013 recht had op een WGA-vervolguitkering. Echter, na bezwaar en een nieuwe beoordeling door een verzekeringsarts en een psychiater, werd geconcludeerd dat appellante geen recht meer had op deze uitkering per 25 augustus 2014. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgesteld.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de beoordeling van haar klachten en de geschiktheid van de geselecteerde functies. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat er voldoende actuele informatie over de medische situatie van appellante voorhanden was en dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om aan de geschiktheid van de geselecteerde functies te twijfelen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.