ECLI:NL:CRVB:2017:646

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
16/803 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
  • C.A.E. Bon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar LFNP-functie; beroep op gelijkheidsbeginsel faalt

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor appellante, die eerder was aangesteld als [functie 1] bij het Korps Landelijke Politiediensten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellante tegen het besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. De korpschef had op 16 december 2013 besloten tot toekenning van de LFNP-functie van [functie 2] aan appellante, maar appellante was het niet eens met de vaststelling van haar uitgangspositie en het matchingsproces. Ze voerde aan dat haar werkzaamheden voor de AIVD, die zij sinds 2006 verrichtte, niet waren meegewogen en dat dit in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat een collega met een hogere functie was gematcht naar een LFNP-functie met een hogere schaal. De Raad oordeelt dat de korpschef bij de toekenning van LFNP-functies mag uitgaan van de geldende regels en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet correct is uitgevoerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

16/803 AW
Datum uitspraak: 23 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
21 december 2015, 14/1405 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
S[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J. Slump, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. A.I.J. Visser. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. V. de Kruijf-Stellaard en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellante was tot de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) aangesteld als [functie 1], salarisschaal 8, bij het voormalige Korps Landelijke politiediensten.
1.3.
De uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van [functie 1]. Appellante heeft tegen de vaststelling van haar uitgangspositie geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4.
Na het voornemen daartoe bekend te hebben gemaakt en appellante gelegenheid te hebben geboden daaromtrent haar bedenkingen kenbaar te maken, heeft de korpschef op
16 december 2013 ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 2], met als vakgebied [vakgebied] en als werkterrein [werkterrein], gewaardeerd in salarisschaal 8.
1.5.
Bij besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 16 december 2013 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In de onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft de Raad geconcludeerd dat de korpschef bij besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan mag uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt. Hij mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
4.2.
Appellante heeft betoogd dat zij bekend is met de uitspraak van de Raad van 3 maart 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:744). Volgens appellante verschillen de omstandigheden in die uitspraak van die van haar. De door haar verrichte extern georiënteerde, op artikel 60,
eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv) gebaseerde, onderzoeken ten behoeve van de AIVD zijn in genoemde uitspraak niet meegewogen, omdat die pas vanaf 2014 en daarmee buiten de referteperiode plaatsvonden. Appellante voert deze werkzaamheden al vanaf 2006 uit, zodat ze volgens haar moeten worden meegewogen.
4.3.
De functie van [functie 1] is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het verrichten van veiligheids- en antecedentenonderzoeken en het geven van advies en voorlichting op dat terrein. De werkzaamheden hebben een ondersteunend karakter en leveren geen bijdrage aan de operationele politietaken. Dat appellante haar werkzaamheden op grond van de Wiv verricht voor de AIVD maakt dit niet anders (vergelijk de uitspraak van
29 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3659).
4.4.
Appellante heeft zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel en daarbij verwezen naar het matchingsbesluit van haar collega K, die als uitgangspositie de functie van [functie 3]
(schaal 9) had en is gematcht in de functie van [functie 4]. Dit beroep slaagt niet. Appellante heeft met haar verwijzing naar collega’s die de functie van [functie 3] vervulden niet aannemelijk gemaakt dat aan anderen met dezelfde uitgangspositie een
LFNP-functie met een hogere schaal is toegekend. Van identieke werkzaamheden, functiebeschrijving en inschaling en daarmee een gelijke uitgangspositie is immers geen sprake.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) C.A.E. Bon

HD