ECLI:NL:CRVB:2017:628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland en intentie om niet terug te keren
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 20 oktober 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstand van appellante opgeschort en later ingetrokken, omdat zij in het buitenland verbleef zonder dit te melden. De rechtbank Amsterdam heeft eerder het beroep van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij recht had op bijstand over de eerste vier weken van 2013, omdat zij tijdelijk naar Griekenland was gegaan voor de kerstvakantie en ziek werd, waardoor zij niet kon terugkeren. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet de intentie had om terug te keren naar Nederland, aangezien zij het college niet op de hoogte heeft gesteld van haar verblijf in het buitenland. De Raad heeft vastgesteld dat appellante meer dan vier weken buiten Nederland verbleef, wat in strijd is met artikel 13 van de WWB. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. Er zijn geen proceskosten toegewezen.