ECLI:NL:CRVB:2017:604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-gemelde kasstortingen met onbekende bron
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 15 juli 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats naar aanleiding van een rechtmatigheidsonderzoek door de gemeente Tilburg, waarbij appellante werd verzocht om afschriften van haar bankrekeningen en een verklaring te geven voor kasstortingen die zij had gedaan. Deze kasstortingen, die in totaal € 3.200,- bedroegen, waren niet voldoende onderbouwd door appellante, die stelde dat de bedragen afkomstig waren van kinderbijslag en giften van familie. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand over de periode van 1 december 2013 tot en met 30 april 2014 herzien en uiteindelijk ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat zij een toereikende verklaring heeft gegeven voor de kasstortingen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt wat de herkomst van de kasstortingen is. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.