ECLI:NL:CRVB:2017:591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en boeteoplegging op basis van woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar studiefinanciering en de oplegging van een bestuurlijke boete door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had vastgesteld dat appellante niet op het adres woonde waar zij ingeschreven stond in de basisregistratie personen (brp), wat leidde tot de herziening van de studiefinanciering en de terugvordering van een bedrag van € 5.689,94, alsook de oplegging van een boete van € 2.745,08.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de bevindingen van het huisbezoek niet voldoende waren om te concluderen dat zij niet op het brp-adres woonde. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder de verklaring van de hoofdbewoner en de resultaten van een later onderzoek door de gemeente. De Raad oordeelde dat de minister voldoende bewijs had geleverd dat appellante niet op het brp-adres woonde, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de studiefinanciering herzien kon worden.
Echter, de Raad kwam tot de conclusie dat de opgelegde boete te hoog was en stelde deze vast op € 1.196,- in plaats van de eerder opgelegde € 2.745,08. De Raad heeft de minister veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 2.475,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 januari 2017.