ECLI:NL:CRVB:2017:565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet voor vreemdelingen met een verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag van appellante, een Nigeriaanse vrouw die sinds 2010 in Nederland verblijft. Appellante had eerder een verblijfsvergunning B9, die op 28 oktober 2011 afliep. Na een reeks van procedures en aanvragen om verlenging van haar verblijfsvergunning, heeft de Sociale Verzekeringsbank (Svb) haar aanvraag voor kinderbijslag afgewezen, omdat zij niet verzekerd was op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank Midden-Nederland had eerder de Svb in het gelijk gesteld, maar appellante ging in hoger beroep, waarbij zij een beroep deed op de hardheidsclausule van artikel 24 van het Koninklijk Besluit 746 (KB 746).
De Raad overwoog dat appellante niet verzekerd was voor de AKW, omdat zij niet rechtmatig verblijf had in de relevante periode. De Raad bevestigde dat de Svb zich op het standpunt kon stellen dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verzekering en dat de door haar aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gaven voor toepassing van de hardheidsclausule. De Raad oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van haar aanvraag voor voortgezet verblijf en dat de Svb terecht de kinderbijslag had geweigerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.