ECLI:NL:CRVB:2017:5
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor medicinale cannabis zonder medische noodzaak
Op 3 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die sinds 1 oktober 2012 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). De appellant, die pijnklachten heeft na een auto-ongeluk, had op 12 maart 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen medische noodzaak was voor de vergoeding van medicinale cannabis en de zorgverzekering als voorliggende voorziening werd beschouwd. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant opnieuw aangevoerd dat er geen sprake is van een voorliggende voorziening en dat er zeer dringende redenen zijn om de aanvraag voor bijzondere bijstand te honoreren. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gronden die de appellant in hoger beroep aanvoert, in essentie een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft de motivering van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant geen nieuwe medische stukken heeft ingediend ter onderbouwing van zijn stelling dat er zeer dringende redenen zijn. De omstandigheden die de appellant aanvoert, zoals uitputtingsverschijnselen en psychische klachten, zijn niet voldoende om als zeer dringende redenen te worden aangemerkt.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.