In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, die lijdt aan multiple sclerose, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg afgewezen, omdat volgens het college de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) als voorliggende voorzieningen moesten worden aangemerkt. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Zvw en de AWBZ in beginsel als toereikende en passende voorzieningen dienen te worden beschouwd voor de kosten van geneesmiddelen. De Raad heeft herhaaldelijk geoordeeld dat indien de voorgeschreven geneesmiddelen niet onder de vergoedingen van de Zvw vallen, dit in beginsel een belemmering vormt voor bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft ook overwogen dat voor bijstandsverlening op basis van zeer dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 16 van de WWB, slechts sprake kan zijn van een acute noodsituatie.
De appellant voerde aan dat zijn voortdurende pijnklachten een zeer dringende reden vormen voor bijstandsverlening. Hij verwees naar medische rapporten die de noodzaak van medicinale cannabis onderbouwden. De Raad concludeerde echter dat uit deze rapporten niet bleek dat het ontbreken van medicinale cannabis zou leiden tot een levensbedreigende situatie of blijvend ernstig letsel. Daarom was er geen sprake van zeer dringende redenen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de aanvraag voor bijzondere bijstand had afgewezen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat de WWB gedecentraliseerde uitvoering mogelijk maakt, wat kan leiden tot verschillende uitvoeringen per gemeente. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.