ECLI:NL:CRVB:2017:490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht en verblijf in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant, die sinds 1 juni 1995 bijstand ontving. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De sociale recherche van de gemeente Den Haag heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant, naar aanleiding van een anonieme tip dat hij in Groot-Brittannië woonde en werkte. Uit het onderzoek bleek dat appellant sinds 25 mei 2007 in Groot-Brittannië stond ingeschreven en daar diverse toeslagen ontving. Appellant ontkende echter in Groot-Brittannië geregistreerd te staan en weigerde verder te verklaren tijdens het verhoor.
Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag besloten de bijstand van appellant met ingang van 1 maart 2013 in te trekken en de kosten van bijstand over de periode van 25 mei 2007 tot en met 28 februari 2013 terug te vorderen. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant in strijd met zijn inlichtingenplicht niet heeft gemeld dat hij zijn maatschappelijke leven in Groot-Brittannië had. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.