ECLI:NL:CRVB:2017:459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en beoordeling uitzichtloze schuldsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 14 januari 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van eetkamerstoelen, behang, een kinderbed en een matras. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Diemen, omdat er geen noodzaak was voor de vervanging van de eetkamerstoelen en het behang, en de kosten voor het kinderbed en de matras konden worden gedekt door een langdurigheidstoeslag die appellante zou ontvangen. Het college verleende echter wel bijzondere bijstand in de vorm van een lening voor het kinderbed en de matras.
Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij stelde dat de eetkamerstoelen en het behang wel degelijk vervanging behoefden en dat er sprake was van een uitzichtloze schuldsituatie. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelde dat de kosten voor de eetkamerstoelen en het behang niet noodzakelijk waren, maar dat appellante wel degelijk in een uitzichtloze schuldsituatie verkeerde ten tijde van de aanvraag. Dit betekende dat zij recht had op bijzondere bijstand om niet voor de kosten van het kinderbed en de matras.
De Raad heeft het bestreden besluit van het college vernietigd en bepaald dat de bijzondere bijstand voor deze kosten niet in de vorm van een lening, maar om niet verleend moest worden. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 1.980,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de noodzaak van bijstandsverlening en de omstandigheden van de aanvrager.