Uitspraak
OVERWEGINGEN
“Het hebben van een andere dan een werkrelatie met een justitiabele is niet toegestaan. Een relatie met een ex-justitiabele is niet toegestaan, tenzij uit de aard en de duur van de relatie blijkt dat de veiligheid van de medewerker en de collega’s niet in gevaar wordt gebracht. Om de problemen te voorkomen is openheid nodig om in overleg een goede afweging te kunnen maken. Mocht een relatie ontstaan dan ben je verplicht dit te melden. Als je een relatie hebt met een justitiabele die voor de aanvang van de detentie is ontstaan, dan moet je dit melden bij het bevoegd gezag. Dit geldt ook voor een relatie met iemand uit de privé-kring van een (ex-)justitiabele. (….) Je hebt ook meldplicht wanneer iemand uit je privé-kring wordt ingesloten. Je ziet: integriteit en veiligheid wegen zwaar. Blijf professioneel en meld tijdig als je denkt dat er een relatie kan ontstaan of sprake is van een verboden contact. Zo voorkom je problemen voor jezelf en de ander en zorg je dat de reputatie van DJI niet wordt aangetast.”
De minister heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat met een (ex-)justitiabele gedoeld wordt op personen die gedetineerd zijn of zijn geweest en dat niet elk contact met een (ex-)justitiabele een verboden contact is. Het moet gaan om een meer dan oppervlakkig contact.
4.13. Aanleiding bestaat de minister te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 994,32 aan kosten van rechtsbijstand en reiskosten in beroep en op € 1.012,52 aan kosten van rechtsbijstand en reiskosten in hoger beroep, in totaal derhalve
BESLISSING
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 12 juni 2015;
- herroept het besluit van 28 januari 2015, voor zover daarbij ontslag wegens ongeschiktheid
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van
- bepaalt dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden
- bepaalt dat de minister aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.006,84.