Uitspraak
mr. W. de Rooij-Bal.
OVERWEGINGEN
24 januari 2009 is de loongerelateerde WGA-uitkering geëindigd en is betrokkene een loonaanvullingsuitkering toegekend wegens een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
28 april 2014 is het door betrokkene gemaakte bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het tegen het besluit van 28 april 2014 door betrokkene ingestelde beroep ongegrond verklaard.
- Vermijding. Betrokkene is geneigd sociaalmaatschappelijk verkeer te vermijden. Dit geeft weinig mogelijkheden om positieve sociale ervaringen op te doen, alsook de bekrachtiging daarvan te bewerkstellingen. Een relatief isolement is het gevolg, wat onderhoudend is voor de somberheid en anhedonie.
- Persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene is iemand die zijn eigenwaarde oogst uit externe bevestiging, zijn rol binnen het gezin en prestaties vanuit zijn werk. Door het verlies van zijn werk en gezin is hij niet meer (in staat) deze coping vorm te geven, wat hij moeizaam verdraagt. Een en ander is te duiden als narcistisch persoonlijkheidskenmerken en is als onderhoudend te beschouwen voor de insufficiëntiegevoelens en de verhoogde prikkelbaarheid.
10 juli 2014, maar wel komt uit het rapport naar voren dat door de deskundige met alle voorhanden medische informatie rekening is gehouden. Daarom is geen aanleiding voor twijfel aan het oordeel van de deskundige, temeer daar de verzekeringsarts haar bevindingen summier heeft vermeld, een dagverhaal niet is opgetekend en de motivering van de verzekeringsarts voor het standpunt dat geen sprake is van toegenomen beperkingen ook mager is, terwijl de bevindingen van de deskundige Visser uitgebreid zijn verwoord en overeenkomen met die van de behandelend psychiater E.J. Voerman in zijn brief van
15 juli 2014 en met die van de door betrokkene ingeschakelde verzekeringsarts
R.A. Hollander, gelet op diens rapporten van 1 december 2014 en 28 oktober 2016. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van het in vaste rechtspraak besloten liggende uitgangspunt dat het oordeel van de onafhankelijke, door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige wordt gevolgd.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak 2;
- heft van het Uwv een griffierecht van € 503,-;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 1.360,27.