ECLI:NL:CRVB:2017:452

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
15/6353 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opvang in Vluchthaven en de toepassing van de Wmo

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2015, waarin het beroep van betrokkene tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam werd behandeld. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000, had bezwaar gemaakt tegen de opvang in de Vluchthaven te Amsterdam. Het college had dit bezwaar aangemerkt als een aanvraag om leefgeld, welke aanvraag werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het besluit. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat maatschappelijke opvang in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet alleen opvang in natura omvat, maar ook financiële bijdragen voor opvang. De Raad stelt vast dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.

Uitspraak

15/6353 WMO, 15/6901 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 september 2015, 14/4489 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] (betrokkene)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/6353, 15/6901, 15/6418, 15/6595, 15/6609, 15/147, 15/6858, 15/7267, 15/4257, 15/6644, 15/6645, 15/6961 en 15/7023 heeft gevoegd plaatsgehad op 26 oktober 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Betrokkene heeft op 5 januari 2014 bezwaar gemaakt tegen de opvang in de Vluchthaven aan de Havenstraat te Amsterdam (Vluchthaven).
1.3.
Het college heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als aanvraag om leefgeld om zelf te voorzien in opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van 2 april 2014 afgewezen.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 16 juli 2014 (bestreden besluit) heeft het college het standpunt gehandhaafd dat betrokkene aan de Wmo geen aanspraken kan ontlenen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
3. Betrokkene en het college hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt voorop dat maatschappelijke opvang in de zin van de Wmo niet alleen opvang in natura, maar ook de ter uitvoering van specifieke gemeentelijke regelingen verleende maandelijkse bedragen ter bekostiging van opvang omvat.
4.2.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.2 van de uitspraak van de Raad van 17 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3096, begrijpt de Raad het bestreden besluit aldus dat is beslist op zowel het bezwaar van 5 januari 2014 als op het bezwaar tegen het besluit van 2 april 2014, in die zin dat betrokkene vanaf 29 november 2013 geen recht had op opvang op
grond van de Wmo en dat voor zover betrokkene wel (tijdelijk) opvang is geboden, deze opvang onverplicht is geweest.
4.3.
De beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 26 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3803 heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een VBL gebruik kan maken, dat de opvang in een VBL in het algemeen aangemerkt kan worden als een voldoende voorziening in het bieden van opvang en dat met plaatsing in een VBL voldoende invulling wordt gegeven aan de uit het internationaal recht voortvloeiende positieve verplichting opvang te bieden. Daarmee is de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening die de noodzaak van opvang op grond van die wet wegneemt.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Aan een beoordeling van de andere gronden van de hoger beroepen van het college en betrokkene wordt niet toegekomen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2017.
(getekend) N.R. Docter
(getekend) J.W.L. van der Loo

RB