ECLI:NL:CRVB:2017:4510

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
16/5744 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgtoeslag en bestuursrechtelijke premie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het CAK, waarbij de zorgtoeslag van appellante werd ingehouden ter voldoening van een bestuursrechtelijke premie. Appellante was door haar zorgverzekeraar Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. aangemeld als wanbetaler, wat leidde tot een verplichting om een bestuursrechtelijke premie te betalen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CAK, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de uitbetaling van de zorgtoeslag aan het CJIB moet worden opgeschort, omdat haar inkomen hierdoor onder het sociaal minimum zakt. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de wetgeving zodanig is dat iedereen in staat moet zijn om de nominale premie voor de zorgverzekering te betalen. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel aan appellante een bijstandsuitkering heeft toegekend, wat resulteerde in een nabetaling van bijstand. Dit betekent dat het betoog van appellante dat haar inkomen onder het sociaal minimum is gekomen, feitelijke grondslag mist.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 20 december 2017.

Uitspraak

16.5744 ZVW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2016, 16/2605 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

Datum uitspraak: 20 december 2017
PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Namens appellante heeft mr. M.M. van Til, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. Appellante is – met voorafgaand bericht – niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.M. Nijman en door mr. W.G.G. de Bakker, werkzaam bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 16 november 2015 heeft CAK aan appellante bericht dat zij door haar zorgverzekeraar Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. op 7 november 2015 is aangemeld als wanbetaler in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarom is zij vanaf december 2015 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd van € 152,53 per maand.
1.2.
Bij besluit van 9 december 2015 heeft CAK appellante bericht dat de aan appellante toekomende zorgtoeslag wordt uitbetaald aan het CJIB ter voldoening van (een deel van) de verschuldigde bestuursrechtelijke premie.
1.3.
Bij besluit van 30 maart 2016 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar tegen het besluit van 9 december 2015 ongegrond verklaard. Volgens het CAK is de zorgtoeslag enkel bestemd als tegemoetkoming in de door appellante verschuldigde zorgverzekeringspremie. De zorgtoeslag is uitdrukkelijk niet bedoeld als inkomensbron om andere verplichtingen uit te voldoen. Er wordt voorkomen dat een wanbetaler onder het sociaal minimum komt, nu de regelgeving in Nederland zodanig is dat in beginsel iedereen in staat zou moeten zijn de nominale premie voor zijn zorgverzekering te betalen. De bijstandsnormen worden zo vastgesteld dat ze hoog genoeg zijn om er – tezamen met de zorgtoeslag – de premie van een zorgverzekering uit te voldoen. Dat appellante (tijdelijk) geen bijstandsuitkering ontvangt, maakt niet dat het besluit tot inhouden van de zorgtoeslag onterecht is. Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante onder meer aangevoerd dat de uitbetaling van de zorgtoeslag aan CJIB moet worden opgeschort omdat haar inkomen hierdoor onder het sociaal minimum zakt. De wetgever heeft het onwenselijk geacht dat door uitbetaling van de zorgtoeslag aan CJIB, het inkomen van een betrokkene daalt tot onder het sociaal minimum.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit artikel 18f, zesde lid, van de Zvw volgt dat in opdracht van CAK een aan de verzekeringnemer uit te betalen zorgtoeslag als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan CAK wordt uitbetaald.
4.2.
Vast staat dat het college van burgermeester en wethouders van Ouder-Amstel bij besluit van 4 oktober 2016 aan appellante over de periode van 24 juli 2015 tot 1 februari 2016 alsnog een bijstandsuitkering heeft toegekend ter hoogte van de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Dit heeft geresulteerd in een nabetaling van bijstand van € 6.034,27. Het betoog van appellante dat haar inkomen door de uitbetaling van de zorgtoeslag aan CJIB onder het sociaal minimum is gekomen, mist daarom feitelijke grondslag. Het sociaal minimum wordt immers zo vastgesteld dat iedereen uit zijn uitkering, in combinatie met de zorgtoeslag, ten minste de standaardpremie moet kunnen betalen (Kamerstukken II 2008/09, 31 736, nr 3, p. 43).
4.3.
Wat hiervoor is overwogen betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) L. Boersma

NW