Uitspraak
16.6325 ZW
OVERWEGINGEN
16 januari 2014 heeft hij zich ziek gemeld voor dit werk met rechterarmklachten na een bedrijfsongeval. Zijn dienstverband is op 14 april 2014 beëindigd. Het Uwv heeft appellant vanaf die datum in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
23 februari 2015 vastgesteld dat appellant met ingang van 24 maart 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 17 augustus 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 augustus 2015 ten grondslag.
2 februari 2015. De medische geschiktheid van appellant voor de uiteindelijk in beroep geduide functies is echter pas in het rapport van 13 mei 2016 voldoende toegelicht, zodat het bestreden besluit pas in de beroepsfase voldoende is gemotiveerd.
bol- en cilindergreep. De pen- en pincetgreep zijn in beweging niet beperkt, maar deze grepen moeten niet langdurig worden uitgevoerd. Voorts zijn er volgens de verzekeringsarts geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Mogelijk is sprake van een PTSS omdat appellant drie life-events heeft meegemaakt, aldus de verzekeringsarts. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van het bezwaar van appellant dossieronderzoek verricht en in het rapport van 12 augustus 2015 vastgesteld dat de beperkingen van appellant door de verzekeringsarts niet zijn onderschat. De geduide functies zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in overeenstemming met de aard van de beperkingen aan arm, pols en hand. Daarbij heeft deze arts van belang geacht dat het lichte afwisselende administratieve functies betreft.
2 februari 2015.
24 maart 2015, een voldoende duidelijk beeld bestond ten aanzien van de medische toestand van appellant. Dat het gebruik van medicatie heeft geleid tot vermoeidheids- en concentratieklachten, kan ten slotte niet worden gevolgd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 juli 2017 inzichtelijk gemotiveerd dat bij het gebruik alleen in de eerste week het autorijden wordt afgeraden. Appellant gebruikte het middel al meer dan een week ten tijde van het onderzoek van de verzekeringsarts, waar appellant niet heeft geklaagd over de versuffende bijwerking van het medicijn. Ook heeft de verzekeringsarts in het geheel geen afwijkingen op psychisch gebied kunnen vaststellen.