Uitspraak
OVERWEGINGEN
1.9. Bij beslissing op bezwaar van 28 juni 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv appellants bezwaar tegen het besluit van 19 mei 2016 ongegrond verklaard.
4.1.3. Artikel 475d, eerste lid, aanhef en onder b, Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat de beslagvrije voet voor een alleenstaande die 21 jaar of ouder is maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, 90 procent van dat inkomen bedraagt inclusief de vakantie-aanspraak, doch ten minste 90 procent van de bijstandsnorm genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet, indien het periodieke inkomen bij de beslaglegger bekend is.
4.1.4. Artikel 475d, vierde lid, Rv bepaalt dat de beslagvrije voet wordt verhoogd met:
€ 18.766,27 van de vordering van het Uwv, geen verband houden met de berekening van het Uwv van de aflossingscapaciteit ten tijde van belang. Evenmin is gebleken dat het Uwv heeft besloten om af te zien van terugvordering van de door appellant in het verleden te veel ontvangen WW-uitkering zoals appellant heeft gesteld. De door appellant overgelegde brief van 17 mei 2017 biedt daarvoor geen aanknopingspunten.