ECLI:NL:CRVB:2010:BO7293

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2763 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bijstandsopschorting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer ongegrond heeft verklaard. Het College had op 15 april 2008 het recht op bijstand van appellante opgeschort, omdat zij zonder opgave van redenen niet was verschenen op een afspraak. Appellante diende hiertegen bezwaar in, maar het College trok het besluit van 15 april 2008 op 29 april 2008 in. Vervolgens verklaarde het College op 17 juli 2008 het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, omdat er geen belang meer bestond bij een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad overweegt dat er van voldoende (proces)belang slechts sprake is indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt. In dit geval kan de uitkomst van het beroep niet leiden tot een voor appellante gunstiger resultaat, aangezien het besluit waartegen bezwaar is gemaakt inmiddels is ingetrokken. De Raad stelt vast dat het belang van appellante niet kan liggen in een oordeel over de manier waarop het College heeft gereageerd op haar verzoeken om ondersteuning bij arbeidsinschakeling, omdat het besluit van 15 april 2008 enkel betrekking had op de opschorting van het recht op bijstand.

De Raad concludeert dat de rechtbank de beslissing van het College terecht heeft bevestigd en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2010.

Uitspraak

09/2763 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 april 2009, 08/1462 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer (hierna: College)
Datum uitspraak: 14 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2010. Appellante is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen K. Pinkster, werkzaam bij de gemeente Deventer.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Bij besluit van 15 april 2008 heeft het College het recht op bijstand met ingang van 3 april 2008 opgeschort omdat appellante zonder opgave van redenen niet is verschenen op een afspraak op die datum.
1.3. Op 25 april 2008 heeft appellante een bezwaarschrift tegen het besluit van 15 april 2008 ingediend.
1.4. Bij besluit van 29 april 2008 heeft het College het besluit van 15 april 2008 ingetrokken.
1.5. Bij besluit van 17 juli 2008 heeft het College het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat er geen belang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren, aangezien bij besluit van 29 april 2008 het besluit van 15 april 2008 is ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat volgens vaste rechtspraak de bezwaarmaker geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaar tegen een inmiddels ingetrokken besluit. De wens van een betrokkene om in het kader van de bezwaarprocedure tegen het inmiddels ingetrokken besluit toch een oordeel over de inhoud van dat ingetrokken besluit te verkrijgen kan volgens deze rechtspraak geen reden zijn om nog een belang aanwezig te achten. Voorts heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, op de grond dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht. Ten overvloede heeft de rechtbank appellante gewezen op de mogelijkheid om het College te verzoeken om een zelfstandig schadebesluit in verband met het ingetrokken en daarmee als onrechtmatig aan te merken besluit van 15 april 2008.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hierbij heeft appellante aangevoerd dat haar belang allereerst is gelegen in een oordeel van de bestuursrechter over de gang van zaken die tot het besluit van 15 april 2008 heeft geleid, waarbij de rechtbank zich ook had moeten uitspreken over de vraag of het College bij zijn besluitvorming de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Voorts is volgens appellante belang gelegen in een oordeel over de manier waarop het College heeft gereageerd op haar verzoeken om ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van de WWB en over de manier waarop het College dergelijke ondersteuning heeft geboden. Ten slotte heeft appellante haar verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade herhaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juni 2009, LJN BJ0878, dat van voldoende (proces)belang slechts sprake is indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Van de bestuursrechter kan in een geval waarin de uitkomst van het beroep niet in concreto tot een voor betrokkene gunstiger resultaat kan leiden, geen uitspraak worden gevraagd vanwege de principiële betekenis daarvan voor mogelijke toekomstige gevallen.
4.2. De Raad stelt voorop dat het belang van appellante bij het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2008 niet kan zijn gelegen in een oordeel over de manier waarop het College heeft gereageerd op haar verzoeken om ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van de WWB en over de manier waarop het College dergelijke ondersteuning heeft geboden. Het besluit van 15 april 2008 heeft immers uitsluitend betrekking op de opschorting van het recht op bijstand van appellante en ziet niet op de aanspraak van appellante op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
4.3. De Raad is voorts van oordeel dat het belang van appellante bij het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2008 evenmin kan zijn gelegen in een oordeel over (de gestelde schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bij de voorbereiding van) dat besluit. Bij besluit van 29 april 2008 heeft het College het besluit van 15 april 2008 immers ingetrokken. De uitkomst van het bezwaar kan niet leiden tot een voor appellante gunstiger resultaat.
4.4. Gelet op hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen is de Raad van oordeel dat de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 17 juli 2008, waarin het bezwaar van appellante wegens het ontbreken van belang niet-ontvankelijk is verklaard, terecht ongegrond heeft verklaard.
4.5. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Gelet hierop is voor een veroordeling tot schadevergoeding geen plaats. Het verzoek daartoe van appellante dient daarom te worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2010.
(get.) J.J.A. Kooijman
(get.) J. de Jong.
BvW