ECLI:NL:CRVB:2017:4488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die in 1985 uitviel wegens harddrugsproblematiek en diverse lichamelijke klachten, had eerder een WAO-uitkering ontvangen. Deze uitkering werd in 2005 beëindigd omdat het Uwv oordeelde dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft sindsdien geprobeerd om opnieuw een WAO-uitkering te verkrijgen, maar het Uwv weigerde dit bij besluit van 1 oktober 2014. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het Uwv zich had gebaseerd op onvolledige informatie en dat er geen deugdelijke motivering was voor de afwijzing van haar aanvraag. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen bewijs was dat de beperkingen van appellante in de relevante periode waren toegenomen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen gegrondverklaring van het beroep was.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims. De Raad concludeerde dat de eerdere beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering te beëindigen terecht was en dat appellante niet in aanmerking kwam voor een nieuwe uitkering.