ECLI:NL:CRVB:2017:4463

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
17/3652 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen en terugvordering door Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van AOW-pensioenen en de terugvordering van te veel betaalde bedragen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft appellanten die in beroep zijn gegaan tegen besluiten van de Svb, die naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Raad van 18 november 2016 nieuwe besluiten had genomen. In die eerdere uitspraak werd geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat van invloed was op de AOW-uitkeringen van appellanten. De Raad had de Svb opgedragen om nieuwe besluiten te nemen, waarbij de herziening van de AOW-pensioenen tot de helft aanvaardbaar werd geacht.

De Svb had in februari 2017 nieuwe besluiten genomen, waarbij het AOW-pensioen van appellante over een bepaalde periode werd herzien en een terugvordering van € 5.494,80 werd opgelegd, evenals een boete van € 1.027,55. Voor appellant gold een herziening over een andere periode met een terugvordering van € 2.206,18 en een boete van € 551,55. Appellanten stelden dat er wel degelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven en dat de Svb niet op de juiste wijze had gehandeld.

De Raad oordeelde dat de Svb niet had voldaan aan de eerdere uitspraak met betrekking tot appellante, waardoor de bestreden besluiten vernietigd moesten worden. Voor appellant oordeelde de Raad dat de Svb wel correct had gehandeld. De Raad heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante en bepaald dat het griffierecht aan haar vergoed moest worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Svb om zorgvuldig om te gaan met herzieningen en terugvorderingen in het kader van de AOW.

Uitspraak

17/3652 AOW, 17/3654 AOW, 17/3655 AOW, 17/3656 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen een viertal besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 17 februari 2017
Partijen:
[appellante] te [woonplaats 1] (appellante)
[appellant] te [woonplaats 2] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 29 december 2017
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 18 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4437, heeft de Raad de uitspraken van de rechtbank Limburg van 31 oktober 2014, 14/1587 en 14/1589, en van
10 december 2015, 15/770 en 15/771, vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de herziening, de terugvordering en de boetes, de besluiten van 3 april 2014 en van 24 april 2014 in zoverre vernietigd, de Svb opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen de nieuw te nemen besluiten slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
De Svb heeft op 17 februari 2017 een viertal nieuwe besluiten genomen (bestreden besluiten).
Namens appellanten heeft mr. W.H.A. Bos, advocaat, beroep ingesteld.
De Svb heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2017. Daar zijn de gedingen gevoegd behandeld. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 18 november 2016. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 18 november 2016 geoordeeld dat tussen appellanten geen sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW. Verder heeft de Raad geoordeeld dat in het licht van het artikel 3:4 van de Awb een beperking van de herziening van het AOW-pensioen van appellanten tot de helft aanvaardbaar is. Als gevolg daarvan dient ook de terugvordering te worden verminderd. Hiertoe is overwogen dat zowel aan appellanten als aan de Svb een verwijt kan worden gemaakt.
De Raad heeft verder geoordeeld dat de opgelegde boetes dienen te worden verlaagd op grond van verminderde verwijtbaarheid. Voor zover de boetes betrekking hebben op bedragen die vanaf 1 januari 2013 onverschuldigd zijn betaald, dient de boete te worden vastgesteld op 25% van het benadelingsbedrag. Wat betreft het tijdvak voor 1 januari 2013 dient de Svb haar beleid bij verminderde verwijtbaarheid toe te passen.
2.1.
De Svb heeft ter uitvoering van deze uitspraak de thans bestreden besluiten genomen.
2.2.
Daarbij heeft de Svb, voor zover hier van belang, het AOW-pensioen van appellante herzien over de periode van augustus 2012 tot en met november 2013. Herziening over de periode van mei 2011 tot en met juli 2012 blijft achterwege. Het over de eerstgenoemde periode te veel betaalde pensioen ten bedrage van € 5.494,80 wordt van appellante teruggevorderd. Het totaalbedrag van de boete bedraagt € 1.027,55.
2.3.
Verder is daarbij het AOW-pensioen van appellant herzien over de periode van mei 2013 tot en met november 2013. Herziening over de periode van september 2012 tot en met april 2013 blijft achterwege. Het over de eerstgenoemde periode te veel betaalde pensioen ten bedrage van € 2.206,18 wordt van appellant teruggevorderd. Het bedrag van de boete bedraagt € 551,55.
3. Appellanten hebben tegen de bestreden besluiten – kort weergegeven – aangevoerd dat tussen hen wel sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat de Svb volledig van herziening, terugvordering en van het opleggen van een boete dient af te zien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In zijn uitspraak van 18 november 2016 heeft de Raad een eindoordeel gegeven over de beroepsgrond dat sprake is van duurzaam gescheiden leven en daarbij die beroepsgrond verworpen. Wat appellanten hier thans nog tegen inbrengen kan niet meer aan de orde komen, omdat de omvang van het geding is beperkt tot de vraag of de Svb met de bestreden besluiten op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Raad.
4.2.
Ten aanzien van appellante beantwoordt de Raad die vraag ontkennend. In de uitspraak van 18 november 2016 heeft de Raad overwogen dat herziening van het AOW-pensioen tot de helft aanvaardbaar is. De Svb heeft niet aan de opdracht van de Raad voldaan door de herziening te beperken tot een periode van 16 van de in totaal 31 maanden. De Svb heeft zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat de maand augustus 2012 alsnog buiten de herziening dient te blijven. Dit betekent dat de Raad zich in zoverre niet kan verenigen met de mate van herziening. Als gevolg daarvan dienen ook het terug te vorderen bedrag en de op te leggen boete te worden verminderd.
4.3.
Ten aanzien van appellant heeft de Svb op juiste wijze uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Raad. De Svb heeft aan de opdracht van de Raad voldaan door de herziening van het AOW-pensioen en de terugvordering van het ten onrechte betaalde pensioen te beperken tot de helft. Ook de opgelegde boete is op juiste wijze verlaagd. Dit betekent dat de Raad zich kan verenigen met de mate van herziening, de terugvordering en de opgelegde boete.
4.4.
Uit 4.2 volgt dat het beroep van appellante gegrond moet worden verklaard en dat de bestreden besluiten die betrekking hebben op appellante, dienen te worden vernietigd. De Raad zal de Svb opdragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van wat daarover in deze uitspraak is overwogen. Verder volgt uit 4.3 dat het beroep van appellant ongegrond moet worden verklaard.
5. Aanleiding bestaat de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante voor verleende rechtsbijstand in beroep. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 495,-. Voor een veroordeling in de proceskosten van appellant bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het beroep van appellante tegen de bestreden besluiten gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de Svb op nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante van € 495,-;
  • bepaalt dat de Svb aan appellante het in beroep betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
  • verklaart het beroep van appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en E.E.V. Lenos en
M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) L.H.J. van Haarlem

KS