Uitspraak
23 juli 2015, 15/1916 T (aangevallen tussenuitspraak) en 23 december 2015, 15/1916 (aangevallen einduitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
18 oktober 2007 heeft zij recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in de vorm van een loongerelateerde WGA-uitkering. Haar theoretische mate van arbeidsongeschiktheid op basis van voor haar geschikte functies is berekend op 40,69% en haar praktische mate van arbeidsongeschiktheid op 50%, in verband met haar feitelijke verdiensten voor haar werk gedurende zeven uur per week bij de GGD. Vanaf
18 april 2010 ontvangt appellante de WGA-uitkering in de vorm van een loonaanvullingsuitkering.
17 oktober 2017 heeft vermeld dat de beperking betrekking heeft op langdurige en hoog frequente hand- en vingerbewegingen. Appellante heeft erop gewezen dat in onder meer de functies inpakker (SBC-code 111190) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) sprake is van langdurig handgebruik, terwijl zij ook volgens de FML is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dit punt besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en heeft in zijn rapport van 23 oktober 2017 toegelicht waarom appellante naar zijn mening wel in staat moet worden geacht de genoemde functies te verrichten. Hij heeft onderbouwd dat de repetitieve handelingen in de vorm van rapen van koekjes in de functie van inpakker, anders dan bij bijvoorbeeld langdurig achtereen typen, wel passen bij de belastbaarheid van appellante. Ten aanzien van de functie van productiemedewerker industrie heeft hij toegelicht dat het daarin meer gaat om precisiewerk dan om een hoge handelingssnelheid.
19 oktober 2017 noodzakelijk heeft geacht. In zijn rapport van dezelfde datum heeft deze verzekeringsarts dit toegelicht door aan te geven dat in het systeem van de FML het reiken over 30 centimeter, wat ongeveer de lengte van de onderarm betreft, ook onder ‘‘reiken’’ valt, maar geen activiteit van de schouder vergt en dat daarom kan worden uitgegaan van de wel opgenomen beperking. Deze uitleg wordt, mede in verband met de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op dit aspect, overtuigend geacht, zodat moet worden aangenomen dat de functies voor appellante op het aspect van frequent reiken niet te zwaar zijn.
23 oktober 2017 toegelicht dat hij de zitbelasting van de functies heeft besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat in elk van de functies voldoende vertreding mogelijk is.
BESLISSING
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van S.L. Alves als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017.