ECLI:NL:CRVB:2017:4431

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
16/7973 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake nabestaandenuitkering ANW en informatieplicht van de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) die haar nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) heeft geweigerd. De echtgenoot van appellante, die in Nederland heeft gewoond en gewerkt, is op 21 juli 2015 overleden. De Svb weigerde de uitkering omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat de Svb niet in de proceskosten is veroordeeld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Svb haar echtgenoot ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren na beëindiging van zijn verplichte verzekering. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen rechtsplicht op de Svb rust om iemand te informeren over deze mogelijkheid. Dit betekent dat appellante geen aanspraak kan maken op de nabestaandenuitkering. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en heeft de Svb veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, in totaal € 1.980,-. De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en bevestigd voor het overige.

Uitspraak

16/7973 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
5 december 2016, 16/3361 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 22 december 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. el Kadi hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Namens appellante is verschenen mr. El Kadi. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. De echtgenoot van appellante, geboren [in] 1948, heeft in Nederland gewoond en gewerkt. Nadat hij arbeidsongeschikt was geworden, is hem een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend. Op enig moment is de echtgenoot van appellante teruggekeerd naar Marokko. Met ingang van augustus 2013 is hem een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet toegekend, waarbij de Svb hem over de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 juli 2013 niet verzekerd heeft geacht. Op 21 juli 2015 is de echtgenoot in Marokko overleden.
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd .
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 15 april 2016 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 26 januari 2016 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen. Evenmin is gebleken van deelname aan de vrijwillige verzekering.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten en daarbij de Svb opgedragen het griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, omdat de hoorplicht is geschonden. De rechtsgevolgen zijn in stand gelaten, omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW. De rechtbank heeft de Svb niet in de proceskosten veroordeeld, omdat de gemachtigde van appellante daar niet om heeft verzocht en niet is gebleken dat sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de Svb haar echtgenoot ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren na beëindiging van zijn verplichte verzekering. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd was voor de ANW.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak rust op een bestuursorgaan geen rechtsplicht om iemand te informeren over de mogelijkheid om een vrijwillige verzekering af te sluiten. Verwezen wordt naar de uitspraken van de Raad van 10 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC1676, en
10 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV3681. Dit betekent dat appellante geen aanspraak kan maken op een nabestaandenuitkering op grond van de ANW.
4.3.
Het standpunt van appellante dat de rechtbank een proceskostenveroordeling had moeten uitspreken slaagt. De rechtbank heeft aanleiding gezien het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen. De Svb is niet veroordeeld in de proceskosten van appellante, omdat er enerzijds geen verzoek daartoe was ingediend en anderzijds geen sprake was van een door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand. Deze argumenten worden niet gevolgd. In het Besluit proceskosten bestuursrecht is een limitatieve opsomming gegeven van proceshandelingen waarvoor een vergoeding kan worden toegekend, zoals onder meer voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten van rechtsbijstand komen ingevolge vaste jurisprudentie van de Raad (uitspraak 7 juni 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA8303) voor ambtshalve toewijzing in aanmerking. Verder is het de Raad uit gepubliceerde rechtspraak en ambtshalve bekend dat de gemachtigde van appellante beroepsmatig juridische bijstand verleend. Er is geen aanleiding om daar in onderhavige zaak anders over te oordelen. De rechtbank had de Svb dan ook dienen te veroordelen in de proceskosten van appellante.
4.4.
De aangevallen uitspraak moet op grond van het achterwege laten van een proceskostenveroordeling worden vernietigd. De Raad zal, doende wat de rechtbank had behoren te doen, zelf de proceskostenveroordeling uitspreken. Deze kosten worden begroot op € 990,- in beroep en op € 990,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal
€ 1.980,-. Voor het overige slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de Svb niet is veroordeeld in de kosten van appellante;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt de Svb in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.980,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2017.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) H. Achtot
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

OS