ECLI:NL:CRVB:2017:4428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen AOW-besluit
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het bezwaar van appellant tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het besluit van de Svb, dat op 23 december 2015 werd genomen, kende appellant een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe met ingang van 18 mei 2016. Appellant heeft op 12 juni 2016 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend.
Appellant heeft aangevoerd dat hij erop vertrouwde dat een medewerker van de FNV het bezwaarschrift tijdig zou indienen. Hij heeft meerdere keren contact gehad met de FNV en stelt dat de medewerker heeft toegegeven het bezwaarschrift te zijn vergeten. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het bezwaar bij appellant ligt. De nalatigheid van de FNV komt voor rekening van appellant, en de overschrijding van de termijn kan niet worden verschoond.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat de indiener van een bezwaar zelf verantwoordelijk is voor de tijdigheid daarvan. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank de aangevallen uitspraak terecht heeft bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.