ECLI:NL:CRVB:2014:1700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering mee te werken aan arbeidsinschakeling en niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellant, die sinds 15 juli 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had geweigerd mee te werken aan een aangeboden re-integratietraject. Het college van burgemeester en wethouders van Ede had daarop een maatregel opgelegd, waarbij de bijstand van de appellant werd verlaagd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar het beroep tegen een ander besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant niet tijdig beroep had ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende rekening heeft gehouden met de communicatieproblemen die voortvloeiden uit zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Raad oordeelde dat het college voldoende aannemelijk had gemaakt dat de weigering van de appellant om mee te werken aan de aangeboden voorziening niet te wijten was aan zijn taalvaardigheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellant niet tijdig beroep had ingesteld tegen het tweede besluit, en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant voor het tijdig indienen van beroep en de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.