ECLI:NL:CRVB:2017:440

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
15/6824 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WMO-opvang en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie als voorliggende voorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van zowel betrokkene als het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2015. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000, had een aanvraag ingediend voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke door het college was afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad overwoog dat het college terecht had gesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang doet vervallen. De Raad concludeerde dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht. Hierdoor was er geen sprake van een herhaald besluit van het college, zoals betrokkene had betoogd. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de eerdere afwijzing van de Wmo-aanvraag door het college in stand bleef.

De uitspraak werd gedaan door L.M. Tobé, met J.W.L. van der Loo als griffier, en vond plaats op 8 februari 2017. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

15/6824 WMO, 15/7279 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 september 2015, 14/7153 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] (betrokkene)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/6931, 15/6933, 15/7268, 15/6612, 15/6614, 15/6734, 15/6647, 15/6648, 15/6967, 15/7026, 15/6733, 15/6824 en 15/7279 heeft gevoegd plaatsgehad op 26 oktober 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Het college heeft de aanvraag van betrokkene aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van
8 augustus 2014 afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 28 oktober 2014 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 8 augustus 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 8 augustus 2014 herroepen en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo overeenkomstig de bed-bad-broodvoorziening.
3. Betrokkene en het college hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor zover betrokkene betoogt dat het besluit van 8 augustus 2014 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het een herhaling is van een besluit van 4 juli 2014 en daarmee niet op rechtsgevolg is gericht, faalt dit. Van een herhaald besluit is, gelet op inhoud van het besluit van 8 augustus 2014 en de uitspraak van de Raad van 15 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2212, geen sprake.
4.2.
De beroepsgrond van het college dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen, slaagt. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 26 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3803, heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling als betrokkene van de opvang in een VBL gebruik kan maken, dat de opvang in een VBL in het algemeen aangemerkt kan worden als een voldoende voorziening in het bieden van opvang en dat met plaatsing in een VBL voldoende invulling wordt gegeven aan de uit het internationaal recht voortvloeiende positieve verplichting opvang te bieden. Daarmee is de opvang in een VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening die de noodzaak van opvang op grond van die wet wegneemt.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Aan een beoordeling van de andere gronden van de hoger beroepen van het college en betrokkene wordt niet toegekomen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2017.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) J.W.L. van der Loo

RB