Uitspraak
29 september 2015, 14/7153 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
8 augustus 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van zowel betrokkene als het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2015. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000, had een aanvraag ingediend voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke door het college was afgewezen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad overwoog dat het college terecht had gesteld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang doet vervallen. De Raad concludeerde dat de opvang in een VBL voldoende is om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht. Hierdoor was er geen sprake van een herhaald besluit van het college, zoals betrokkene had betoogd. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de eerdere afwijzing van de Wmo-aanvraag door het college in stand bleef.
De uitspraak werd gedaan door L.M. Tobé, met J.W.L. van der Loo als griffier, en vond plaats op 8 februari 2017. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.