ECLI:NL:CRVB:2017:4367
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en OV-schuld in verband met zwangerschapcomplicaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering en de vaststelling van een OV-schuld. Appellante had studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering (Wsf 2000) voor haar inschrijving in het beroepsonderwijs. Echter, na haar melding op 23 juni 2015 dat zij per 1 september 2015 was ingeschreven voor een nieuwe opleiding, heeft de minister op 4 juli 2015 opnieuw studiefinanciering toegekend. Later, op 9 oktober 2015, heeft de minister deze studiefinanciering herzien omdat appellante geen nieuwe opleiding was gestart. Tevens is er een OV-schuld vastgesteld van € 873,- wegens onterecht gebruik van een reisproduct.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister, maar deze zijn ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de minister had moeten afzien van herziening en het opleggen van de OV-schuld vanwege bijzondere omstandigheden, namelijk complicaties tijdens haar zwangerschap. De minister heeft echter, op advies van zijn medisch adviseur, geconcludeerd dat deze complicaties geen belemmering vormden voor het starten van een vervolgopleiding.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in het studiejaar 2015-2016 niet ingeschreven stond voor een opleiding, waardoor de minister bevoegd was om de studiefinanciering te herzien. De Raad oordeelt dat de minister op zorgvuldige wijze heeft gehandeld en dat appellante verantwoordelijk is voor het tijdig stopzetten van haar reisproduct. De uitspraak van de rechtbank Den Haag is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.