ECLI:NL:CRVB:2017:4356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellant in het kader van de Ziektewet na beëindiging van het dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant, die als kwaliteitscontroleur werkte, had zich op 22 april 2014 ziek gemeld met psychische klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsartsen niet verplicht waren om alle in het protocol genoemde aandachtspunten te behandelen en dat de beoordeling van de functionele mogelijkheden op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.