Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Appellant heeft te kennen gegeven dat hij wegens een verergering van zijn rugklachten door de behandelend neuroloog is doorverwezen naar revalidatiecentrum [revalidatiecentrum] .
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv, waarbij zijn recht op ziekengeld werd beëindigd. Appellant, die als stuurman binnenvaart werkte, meldde zich ziek op 26 september 2013 vanwege rugklachten en klachten van de linkerlies. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) en heeft zijn belastbaarheid beoordeeld door een verzekeringsarts. Deze arts concludeerde dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen in staat was om een aanzienlijk percentage van zijn maatmaninkomen te verdienen. Het Uwv besloot op 27 augustus 2014 dat appellant geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. In beroep bij de rechtbank Rotterdam werd het beroep van appellant eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de belastbaarheid van appellant te twijfelen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voegde hij informatie toe van zijn behandelend artsen, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat de informatie van het revalidatiecentrum geen aanleiding gaf om het medisch oordeel te herzien. De Raad concludeerde dat appellant in staat was de voor hem geselecteerde functies te vervullen en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, op 20 december 2017.