ECLI:NL:CRVB:2017:4351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van medische gegevens en belastbaarheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond verklaarde. Appellante, die zich op 28 januari 2013 ziek meldde wegens hartkloppingen en andere klachten, had eerder een besluit ontvangen van het Uwv waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 26 januari 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar door het Uwv bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende medische onderbouwing had voor zijn besluit en dat appellante in staat was de aan haar voorgehouden functies te vervullen.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, waaronder hartritmestoornissen en andere fysieke beperkingen. Ze stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet adequaat was en dat er geen ruimte was voor herstel na een ritmestoornis. Het Uwv heeft echter verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen, en de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanknopingspunten zijn om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De Raad concludeerde dat het Uwv alle relevante medische informatie had meegewogen en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante correct was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 december 2017, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.