ECLI:NL:CRVB:2017:435

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
15/3653 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van toegenomen arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Appellant had zich in 2012 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld, terwijl hij eerder een WAO-uitkering ontving met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45-55%. Het Uwv had in 2014 besloten dat de uitkering ongewijzigd bleef, maar later werd dit percentage verhoogd naar 55-65% met terugwerkende kracht. Appellant was het niet eens met de beoordeling van zijn beperkingen en stelde dat hij niet in staat was de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat de geselecteerde functies binnen zijn belastbaarheid lagen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen waren onderschat. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat alle door appellant aangevoerde klachten in de beoordeling waren betrokken. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd waren. Het hoger beroep werd afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/3653 WAO
Datum uitspraak: 8 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
19 mei 2015, 14/5612 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een arbeidskundig rapport.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 december 2016. Namens appellant is
mr. Arabaci verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellant is met ingang van 30 augustus 1999 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Laatstelijk bedroeg de mate van arbeidsongeschiktheid 45-55%. Vanuit een situatie dat appellant, naast zijn WAO-uitkering, werkzaam was als beveiliger, heeft hij zich op 28 februari 2012 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Het dienstverband van appellant is wegens faillissement van de werkgever beëindigd per 28 maart 2012.
1.2.
Bij besluit van 5 maart 2014 heeft het Uwv beslist dat de WAO-uitkering van appellant ongewijzigd wordt voortgezet naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45-55%.
1.3.
Bij besluit van 6 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 maart 2014 gegrond verklaard en beslist dat appellant per
19 maart 2012 recht heeft op een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Dat besluit berust op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 juni 2014/30 juli 2014 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 31 juli 2014.
1.4.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij is van mening dat zijn fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat en dat hij niet in staat is de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. Appellant acht zich volledig arbeidsongeschikt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en daartoe overwogen dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de beperkingen van appellant tot het verrichten van arbeid, zoals die zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
31 juli 2014, juist zijn vastgesteld. Ook is voldoende gemotiveerd, met name in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 september 2014, dat de functiebelasting van de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant, zoals vastgelegd in de FML, niet overschrijdt.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant wederom aangevoerd dat zijn fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat. De geselecteerde functies kunnen niet vervuld worden.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de argumenten die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid worden onderschreven. Alle door appellant gestelde klachten zijn in de beoordeling door het Uwv betrokken en hebben geleid tot het opnemen van veel beperkingen in de FML. Volgens de 1.3 genoemde rapporten hebben de verzekeringsartsen appellant onderzocht en beschikten zij over informatie van de behandelend sector. Wat appellant aan (medische) informatie heeft ingebracht kan niet afdoen aan het oordeel van het Uwv. Niet gebleken is van langdurige behandeling voor psychische klachten, zeker niet ten tijde als hier van belang, terwijl in de FML toch aanzienlijke beperkingen op psychisch gebied zijn opgenomen. Er is dan ook geen aanleiding alsnog een onafhankelijke deskundige te raadplegen. Tevens is in de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 september 2014 en van 16 juli 2015 uitgebreid en afdoende toegelicht waarom appellant in staat moet worden geacht de geselecteerde functies te vervullen.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uityspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en J.S. van de Kolk en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2017.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) G.J. van Gendt

NK