ECLI:NL:CRVB:2017:4346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ziekengeld en medisch onderzoek in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als callcenter-medewerkster werkte, meldde zich op 9 januari 2014 ziek met psychische klachten. Na beëindiging van haar dienstverband op 6 februari 2014, ontving zij ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv concludeerde na een medisch onderzoek dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en beëindigde haar recht op ziekengeld per 9 februari 2015.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 december 2014 niet waren onderschat. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar psychische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat er aanleiding was voor een deskundigenonderzoek. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv, en oordeelde dat de door appellante ingediende rapporten onvoldoende waren om de conclusies van de verzekeringsartsen te weerleggen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek van appellante om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017.