In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar recht op een WAO-uitkering. Appellante had eerder een uitkering ontvangen, maar na een herziening door het Uwv werd haar recht op uitkering met ingang van 23 september 2010 herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van vier jaar is overschreden met 38 maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 3.500,-. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten van appellante, die in totaal op € 2.475,- zijn begroot. De uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2017.