In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die in Duitsland woont, heeft psychische klachten en is sinds 9 juni 2010 uitgevallen. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant op 6 juni 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door appellant werd betwist. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat zijn psychische klachten ernstig zijn onderschat. Tijdens de procedure zijn verschillende deskundigen geraadpleegd, waaronder een psychiater en een verzekeringsarts. De Raad heeft vastgesteld dat de psychische beperkingen van appellant op de relevante datum, 6 juni 2012, niet correct zijn vastgesteld door het Uwv. De Raad concludeert dat de beperkingen die op 3 mei 2013 zijn vastgesteld, ook al aanwezig waren op 6 juni 2012. Hierdoor slaagt het hoger beroep van appellant en wordt de eerdere uitspraak vernietigd. Het Uwv moet een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de vastgestelde beperkingen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 3.712,50 bedragen.