ECLI:NL:CRVB:2017:4239
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan processueel belang
Op 6 oktober 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 december 2015. De rechtbank had zich in die uitspraak onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van de appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 april 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze procedure vastgesteld dat de appellant geen processueel belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de bezwaren van de appellant tegen het besluit van het Uwv in een andere, lopende hoger beroepsprocedure worden behandeld. Deze procedure is geregistreerd onder zaaknummer 16/7690 WAO.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit betekent dat de Raad niet ingaat op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, omdat de appellant geen belang meer heeft bij de uitspraak van de rechtbank. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overweging dat de appellant in een andere procedure zijn bezwaren kan aanvoeren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten van de procedure niet worden verhaald op een van de partijen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter M. Greebe en de leden R.E. Bakker en D. Hardonk-Prins. De griffier van de zitting was L. Boersma. Ter zitting waren de gemachtigden van de appellant en het Uwv aanwezig, wat de procedure een formeel karakter gaf. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in hoger beroep verduidelijkt.