Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Zij stelt dat de rechtbank blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door het oordeel van de rechtbank over de gezamenlijke huishouding, neergelegd in de uitspraak van 30 januari 2014, over te nemen. Sinds de periode die toen in geding was hebben zich wijzigingen in de omstandigheden voorgedaan. Van een financiële verstrengeling is volgens haar geen sprake meer omdat appellante, anders dan voorheen, abonnementen, met name een televisie-, internet- en telefoonabonnement, op haar naam heeft staan. Voorts is op 21 februari 2013 een besluit genomen op haar aanvraag op grond van de Algemene wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Deze aanvraag heeft appellante gedaan met het doel de zorg die H aan haar verleent te formaliseren. Het doen van een aanvraag is volgens appellante ook een wijziging van de feitelijke situatie. Omdat de vaststelling van het hoofdverblijf niet voldoende is om een gezamenlijke huishouding aan te nemen, hadden de medewerkers tijdens het bezoek aan de woning, ook navraag moeten doen naar de wederzijdse zorg. Appellante stelt voorts dat sprake is van een onrechtmatig huisbezoek. Zij betwist een verklaring ‘toestemming betreden woning’ te hebben ondertekend en ook het oordeel van de rechtbank dat geen sprake was van een huisbezoek. Ten slotte stelt appellante dat het college op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had moeten afwijken van zijn beleid.