ECLI:NL:CRVB:2017:4132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- M. Hillen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en afwijzing nieuwe aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 18 december 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout had de bijstand van appellante ingetrokken met ingang van 1 september 2013, omdat zij niet had gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, aangeduid als Z. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij en Z een zuiver zakelijke relatie hadden, en dat er voldoende bewijs was voor de conclusie dat zij in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerden. Dit leidde tot de conclusie dat appellante als gehuwd moest worden aangemerkt en dus geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
Daarnaast werd ook het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar nieuwe aanvraag om bijstand behandeld. De Raad bevestigde dat appellante in de periode van 13 oktober 2014 tot en met 19 december 2014 wederom als gehuwd moest worden aangemerkt, omdat zij en Z in die periode een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad oordeelde dat het college terecht de aanvraag had afgewezen, omdat appellante geen zelfstandig subject van bijstand was. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant werd bevestigd, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.