ECLI:NL:CRVB:2017:4085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
24 november 2017
Zaaknummer
17/3332 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van appellant na medische en arbeidskundige herbeoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 maart 2017. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was het niet eens met de beslissing van het Uwv dat hij op 18 december 2012 geen recht had op een WIA-uitkering. De Raad had eerder op 30 december 2016 de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven, maar de arbeidskundige grondslag onvoldoende gemotiveerd geacht. Het Uwv werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen na een arbeidskundig onderzoek.

In het vervolgonderzoek heeft het Uwv vastgesteld dat appellant onverminderd minder dan 35% arbeidsongeschikt was, met een percentage van 33,91% per 18 december 2012. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er meer beperkingen vastgesteld moesten worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de eerder onderschreven medische grondslag niet ter discussie stond en dat de arbeidskundige grondslag voldoende was gemotiveerd. De functies die aan de schatting ten grondslag lagen, werden als passend voor appellant beschouwd.

De Raad heeft geconcludeerd dat het beroep van appellant niet slaagde en heeft het besluit van het Uwv van 15 maart 2017 ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

17.3332 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 15 maart 2017.
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 24 november 2017
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 30 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5078, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Limburg vernietigd en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen het door het Uwv nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 15 maart 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 februari 2014 ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. Nijmeijer, advocaat, beroep ingesteld bij de Raad.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Nijmeijer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.J.M.H. Lagerwaard.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 30 december 2016. Hij volstaat nu met het volgende/voegt daar het volgende aan toe.
1.2.
Bij de uitspraak van 30 december 2016 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 3 november 2014 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Daartoe heeft de Raad geoordeeld dat niet gebleken is dat de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 januari 2014 opgenomen beperkingen ten aanzien van de psychische en lichamelijke klachten onjuist zijn, waarna de medische grondslag is onderschreven. Voorts heeft de Raad geoordeeld dat de arbeidskundige grondslag onvoldoende gemotiveerd is. Uitgaande van de FML van 30 januari 2014 zijn van de drie aan de schatting ten grondslag gelegde functies de wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050) en samensteller kunststof en rubberindustrie (SBC-code 271130) van een voldoende overtuigende toelichting voorzien, waardoor deze geschikt zijn te achten voor appellant. De functie van magazijn, expeditiemedewerker
(SBC-code 111220) is niet geschikt omdat deze, gelet op de beperking bij item 1.9.9 van de FML, een voldoende motivering met betrekking tot het rijden met een hefwagen ontbeert nu dit 50% van de werkzaamheden beslaat en in de belasting als bijzonderheid is vermeld dat men alert moet zijn op het overig rijdend materieel in de ruimte. Het Uwv is opgedragen om te onderzoeken of, uitgaande van de FML, er andere functies te selecteren zijn die aan de schatting ten grondslag gelegd kunnen worden en om daaromtrent een nieuw besluit te nemen.
2. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft het Uwv een arbeidskundig onderzoek verricht. Daartoe heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de FML van 30 januari 2014 opnieuw het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en heeft, nadat appellant zijn bezwaren daartoe in een hoorzitting kenbaar heeft gemaakt, op basis van de geselecteerde functies samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar (SBC-code 267050), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en samensteller kunststof en rubberindustrie (SBC-code 271130) vastgesteld dat appellant onverminderd minder dan 35% arbeidsongeschikt is te achten (33,91%) per 18 december 2012. In overeenstemming met dit onderzoek heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 februari 2014 bij besluit van 15 maart 2017 opnieuw ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant kan zich ook met het bestreden besluit van 15 maart 2017 niet verenigen. Hij heeft herhaald dat geen sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek omdat dit destijds oppervlakkig en onvolledig is geweest. Nader onderzoek door de psycholoog op 26 juni 2015 en 7 juli 2015 en de brief van 4 juli 2016 van de huisarts werpen een ander licht op de
psycho-medische gesteldheid van appellant van destijds en daarmee op de beperkingen zoals neergelegd in de FML van 30 januari 2014. Daartoe dienen meer en andere beperkingen te worden vastgesteld. Voorts is de nieuw geduide functie productiemedewerker industrie
(SBC-code 111180) niet geschikt omdat deze te complex is en het vermogen van appellant te boven gaat en ook niet in overeenstemming is met het beeld dat omtrent zijn persoonlijkheid uit de overgelegde stukken naar voren komt.
3.2.
Het Uwv heeft om ongegrondverklaring van het beroep verzocht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op de uitspraak van 30 december 2016 staat thans ter beoordeling of het bestreden besluit van 15 maart 2017 gelet op de nadere onderbouwing daarvan alsnog in arbeidsdeskundig opzicht deugdelijk is gemotiveerd.
4.2.
Gelet op 4.1 komen, voor zover appellants gronden betrekking hebben op de verzekeringsgeneeskundige kant van de onderhavige besluitvorming, deze gronden niet voor een inhoudelijke beoordeling in aanmerking omdat de Raad bij de uitspraak van 30 december 2016 de medische grondslag heeft onderschreven waarmee deze grondslag vaststaat. Er is geen reden hier in dit geval van af te wijken.
4.3.
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag wordt overwogen dat uitgaande van de FML van 30 januari 2014 met het selecteren van de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) een voldoende deugdelijk arbeidskundige grondslag is gegeven aan het bestreden besluit van 15 maart 2017. In de rapporten van 25 januari 2017 en 9 maart 2017 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat deze functie past in de belastbaarheid van appellant. De niet nader onderbouwde stelling van appellant dat deze functie te complex is en het vermogen van appellant te boven gaat en niet in overeenstemming met zijn persoonlijkheid is, slaagt niet. Het gaat om een eenvoudige productiefunctie, waarvoor voltooid basisonderwijs voldoende is en ervaring niet vereist. Er wordt niet gewerkt met gevaarlijke machines en het besturen van een heftruck komt niet voor. De arbeidskundige grondslag wordt onderschreven. Met de eerder geselecteerde functies samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar (SBC-code 267050) en samensteller kunststof en rubberindustrie (SBC-code 271130) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 33,91%, zodat het Uwv op juiste gronden heeft besloten dat voor appellant op 18 december 2012 geen recht is ontstaan voor een
WIA-uitkering.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het beroep van appellant niet slaagt. Het beroep tegen het besluit van 15 maart 2017 zal ongegrond worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep tegen het besluit van 15 maart 2017 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2017.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) L.H.J. van Haarlem

RH