In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene werd vastgesteld op 13,7%, niet op een deugdelijke medische grondslag berustte. Betrokkene, die zich ziek had gemeld met schouderklachten, had eerder een WGA-uitkering ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 21 december 2015 als juiste weergave van de medische belastbaarheid van betrokkene op 10 juni 2013 vastgesteld. De deskundige, dr. E.L.F.B. Raaymakers, heeft bevestigd dat de functies die aan betrokkene zijn voorgehouden, medisch passend zijn, ondanks een geringe overschrijding van de frequentie van reiken. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.