ECLI:NL:CRVB:2017:4051

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
15/8604 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische belastbaarheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene werd vastgesteld op 13,7%, niet op een deugdelijke medische grondslag berustte. Betrokkene, die zich ziek had gemeld met schouderklachten, had eerder een WGA-uitkering ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 21 december 2015 als juiste weergave van de medische belastbaarheid van betrokkene op 10 juni 2013 vastgesteld. De deskundige, dr. E.L.F.B. Raaymakers, heeft bevestigd dat de functies die aan betrokkene zijn voorgehouden, medisch passend zijn, ondanks een geringe overschrijding van de frequentie van reiken. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.

Uitspraak

15/8604 WIA
Datum uitspraak: 1 november 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
19 november 2015, 13/2842 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats], (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en daarbij een rapport van 21 december 2015 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een rapport van 11 januari 2016 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegd.
Mr. P. Rijnsburger, advocaat, heeft namens betrokkene een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 juli 2017 heeft de door de rechtbank benoemde deskundige,
dr. E.L.F.B. Raaymakers, orthopedisch chirurg, niet-praktiserend, vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2017. Appellant heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Rijnsburger.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als thuishulp A voor 12,29 uur per week bij Thuiszorg [naam]. Op 18 oktober 2010 heeft zij zich ziek gemeld met schouderklachten. Appellant heeft betrokkene in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft appellant bepaald dat betrokkene met ingang van 16 oktober 2012 recht heeft op een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Tevens heeft het Uwv bepaald dat betrokkene deze uitkering zal krijgen tot 16 maart 2015.
1.2.
Bij besluit van 9 april 2013 heeft appellant de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene met ingang van 10 juni 2013 vastgesteld op 13,7%. Appellant heeft daarbij te kennen gegeven dat de datum waarop de WGA-uitkering zal eindigen, 16 maart 2015, niet wijzigt. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 5 september 2013
(bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan is onder meer een rapport van 4 september 2013 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag gelegd waarin is geconcludeerd dat betrokkene in staat wordt geacht de functies van samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar, assistent consultatiebureau en samensteller kunststof- en rubberindustrie te vervullen, dat resulteert in een verlies aan verdiencapaciteit van 13,8 %.
2.1.
Betrokkene heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft
dr. Raaymakers als deskundige benoemd. Deze deskundige heeft op 24 maart 2015 verslag gedaan en op 24 augustus 2015 gereageerd op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van appellant. In het rapport van 24 maart 2015 heeft de deskundige zich op het standpunt gesteld dat de door appellant aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies, behoudens de functie van assistent consultatiebureau (SBC-code 372091), niet realistisch zijn wegens de lichamelijke handicap dan wel de beperkte intellectuele mogelijkheden van betrokkene. In zijn reactie van 24 augustus 2015 heeft de deskundige meer specifiek opgemerkt dat 450 keer reiken hem niet overeen lijkt te komen met de beperking die hij in zijn belastbaarheidsprofiel aangaf, te weten ‘matig beperkt’. De functies assistent consultatiebureau en doktersassistent (SBC-code 292041) hebben een aanvaardbare frequentie van reiken, maar voor laatstgenoemde schiet betrokkene volgens de deskundige intellectueel te kort.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berust en daarmee ook een deugdelijke arbeidskundige grondslag ontbeert. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Appellant is opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen. Verder zijn bepalingen gegeven over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten en is de Staat veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000,- aan betrokkene wegens overschrijding van de redelijke termijn.
3.1.
Appellant is in hoger beroep gekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat hij opnieuw dient te beslissen op het bezwaar van betrokkene met inachtneming van de uitspraak. Ter zitting van de Raad heeft appellant zijn standpunt nader toegelicht en daarbij gesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in hoger beroep alsnog heeft kunnen reageren op de brief van de deskundige van 24 augustus 2015 en zich in het rapport van 21 december 2015 nader op het standpunt heeft gesteld dat betrokkene op het aspect frequent reiken sterk beperkt moet worden geacht, wat volgens de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 december 2015 betekent dat betrokkene daarmee in staat wordt geacht ongeveer 300 keer te reiken met de rechterarm. Ter zitting van de Raad heeft appellant daarbij te kennen gegeven een uitspraak van de Raad te wensen over de juistheid van deze nader door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperking op het aspect frequent reiken. Gelet op deze aangepaste FML heeft appellant geconcludeerd dat het bestreden besluit weliswaar terecht is vernietigd, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand dienen te worden gelaten. Uitgaande van de volgens het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) meest beperkende variant op het aspect reiken, is betrokkene volgens appellant namelijk in staat de geselecteerde functies te vervullen. Appellant heeft daartoe verwezen naar een rapport van
11 januari 2016 met een nadere motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3.2.
Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. De deskundige heeft, zo heeft betrokkene betoogd, in een belastbaarheidsprofiel duidelijk vermeld dat reiken rechts niet beperkt is als het incidenteel voorkomt, licht beperkt is als het regelmatig voorkomt en matig beperkt is als het frequent voorkomt. Ook uitgaande van de door appellant aangepaste FML zijn daarom twee van de vier geselecteerde functies (wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur, SBC-code 267050 en samensteller kunststof- en rubberindustrie, SBC-code 271130) niet passend wegens een overschrijding op het aspect frequent reiken tijdens het werk (4.9). Verder is alleen in de functie wikkelaar geen overschrijding van de belastbaarheid op het aspect boven schouderhoogte actief zijn (5.7). De functie van doktersassistente is ook niet geschikt, omdat, zoals de deskundige heeft verklaard, betrokkene hiervoor niet over voldoende intellectuele gaven beschikt. Dat het gaat om een functie als tandartsassistente, aan welke functie totaal andere eisen worden gesteld dan aan de functie van doktersassistente, acht betrokkene opmerkelijk. In vacatures worden ervaringseisen gesteld, waaraan betrokkene niet kan voldoen. Er is geen vacature aangetroffen die past binnen de vereisten die het CBBS stelt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het geschil heeft zich in hoger beroep toegespitst op de vraag of de beperking voor frequent reiken zoals is weergegeven in de FML van 21 december 2015 juist is vastgesteld en of betrokkene in staat moet worden geacht de geselecteerde functies te verrichten.
4.2.
De deskundige heeft in zijn brief van 7 juli 2017 desgevraagd een reactie gegeven op onder meer het standpunt van appellant dat met 300 keer reiken per uur de belastbaarheid van betrokkene niet wordt overschat in de voorgehouden functies.
4.3.
De deskundige heeft laten weten dat hij, de FML-systematiek volgend, reiken met de rechterarm sterk beperkt acht en dat hij daarmee op één lijn komt met appellant. Ten aanzien van de voorgehouden functies blijft de deskundige van mening dat betrokkene niet over voldoende intellectuele gaven beschikt om een opleiding tot doktersassistente te voltooien. Wat betreft de overige door appellant geschikt geachte beroepen overtreffen de competenties van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen die van de deskundige en legt hij zich neer bij de beslissing van appellant, aldus de deskundige.
4.4.
Hiermee is gegeven dat de FML, zoals die op 21 december 2015 is opgesteld, een juiste weergave biedt van de medische belastbaarheid van betrokkene op 10 juni 2013. Nu de deskundige zich uitdrukkelijk verenigt met de visie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de in deze FML weergegeven beperking op het aspect frequent reiken tijdens het werk ten onrechte niet is voorzien van de toelichting dat 300 keer reiken voor betrokkene de maximaal haalbare frequentie is.
De beperking op het aspect 5.7, boven schouderhoogte actief zijn, met de toelichting dat reiken met de rechter-elleboog boven schouderniveau niet mogelijk is, dat reiken met de linker-elleboog boven schouderniveau incidenteel mogelijk is en dat een langdurige statische belasting in deze houding niet mogelijk is, sluit aan bij het standpunt van de deskundige dat het boven schouderhoogte actief zijn moet worden gedifferentieerd naar links en rechts, waarbij rechts boven schouderhoogte actief zijn niet mogelijk is.
4.5.
Uitgaande van deze FML heeft appellant terecht betoogd dat de geduide functies in medisch opzicht passend zijn voor betrokkene. De relatief geringe overschrijding van de frequentie reiken in de functie van samensteller elektrotechnische apparatuur, wikkelaar, namelijk 360 keer reiken in plaats van 300 keer en in de functie van samensteller kunststof en rubberindustrie, te weten 305 keer reiken per uur in plaats van 300 keer, wordt in voldoende mate gecompenseerd door de kortere reikafstand en door het geringe te hanteren gewicht. Ook ten aanzien van het boven schouder actief zijn heeft appellant inzichtelijk gemotiveerd dat de functies passend zijn.
4.6.
Het betoog van betrokkene dat de functie van doktersassistente niet als zodanig voorkomt, dan wel voor haar niet passend is, gelet op de daaraan gestelde eisen, wordt niet gevolgd. Wat betrokkene naar voren heeft gebracht is te weinig geconcretiseerd om aanleiding te geven tot twijfel over het antwoord op de vraag of de functie ook daadwerkelijk in de beschreven vorm op de arbeidsmarkt voorkwam omstreeks de datum in geding.
4.7.
Dat de deskundige zich op het standpunt heeft gesteld dat betrokkene niet over voldoende intellectuele gaven beschikt om een opleiding tot doktersassistente te voltooien, maakt niet dat de betreffende functie niet passend is. Voor deze functie wordt opleidingsniveau 2 gevraagd, meer specifiek een afgeronde opleiding basisonderwijs, gevolgd door enkele jaren vervolgonderwijs. Over dit opleidingsniveau beschikt betrokkene, nu zij basisonderwijs heeft genoten en het LHNO heeft afgerond met een diploma. Niet wordt gevolgd dat betrokkene niet in staat zou zijn de voor de functie gevraagde praktijkgerichte cursussen te volgen, nu voor deze cursussen geen ander opleidingsniveau wordt gevraagd. Betrokkene is in cognitief opzicht niet beperkt.
4.8.
Gelet op het loon dat betrokkene met de voorgehouden functies kan verdienen, heeft appellant terecht de resterende verdiencapaciteit van betrokkene op 10 juni 2013 vastgesteld op € 10,86 per uur en de mate van arbeidsongeschiktheid met juistheid bepaald op 13,8%.
4.9.
Gelet op wat in 4.3 tot en met 4.8 is overwogen, slaagt het hoger beroep van appellant. Nu appellant de medische grondslag in hoger beroep heeft gewijzigd, wordt appellant gevolgd in zijn conclusie dat het bestreden besluit terecht is vernietigd, maar dat de rechtsgevolgen in stand behoren te worden gelaten. De rechtbank heeft appellant ten onrechte opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van haar uitspraak. De aangevallen uitspraak zal in zoverre worden vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zal bepaald worden dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven.
5. Er is aanleiding appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 990,- voor verleende rechtsbijstand en € 58,58 voor reiskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, wat betreft de opdracht aan appellant tot het nemen van
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 5 september 2013 in stand blijven;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.048,58.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun als voorzitter en F.M.S. Requisizione en
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) L.H.J. van Haarlem

IJ