Uitspraak
OVERWEGINGEN
15 juli 2013.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante was werkzaam op uitzendbasis en heeft een uitkering op grond van de Ziektewet aangevraagd na ziekmelding op 14 augustus 2013. Het Uwv heeft het dagloon vastgesteld op € 26,91, wat appellante niet accepteerde en bezwaar maakte. Het bezwaar werd gegrond verklaard en het dagloon verhoogd naar € 60,98. De rechtbank oordeelde dat de dienstbetrekking van appellante was aangevangen op 15 juli 2013 en dat de uitzendovereenkomst niet was geëindigd door een collectieve bedrijfssluiting. Appellante stelde dat het dagloon moest worden berekend op basis van een periode na de bedrijfssluiting en dat er recht was op ADV-toeslag. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordeelde dat het Uwv de juiste berekening had gemaakt en dat er geen recht op ADV-toeslag was, omdat appellante niet aan de voorwaarden voldeed. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.