ECLI:NL:CRVB:2017:4027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- A. Stehouwer
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens detentie en gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 22 augustus 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en verbleef ten tijde van belang bij haar moeder. Op 23 januari 2015 meldde het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam dat appellante sinds 15 januari 2015 in detentie was. Het college verzocht appellante meermalen om informatie over haar ontslag uit detentie, maar dit bleef zonder resultaat. Bij besluit van 16 februari 2015 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 16 januari 2015 ingetrokken, omdat zij ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW geen recht op bijstand had tijdens haar detentie.
Appellante stelde in hoger beroep dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat een medegedetineerde, [naam], in een vergelijkbare situatie anders was behandeld. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, omdat het college op verschillende momenten besliste over het recht op bijstand van appellante en [naam]. Het college was verplicht om de bijstand van appellante in te trekken, aangezien zij op het moment van besluitvorming nog in detentie verbleef. De situatie van [naam] was anders, omdat hij al niet meer in detentie was op het moment dat het college zijn besluit nam. Hierdoor kon de Raad niet oordelen dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.